Administratiebureau J.Zaal, uw belastingadviseur voor administratieve en fiscale dienstverlening- en advies.

Onze administratieve dienstverlening behelst het opmaken en bijhouden van financiële administraties met als eindresultaat een jaarrekening.
 
 
 
Complete administraties
Loon administraties
Belastingzaken- en adviezen
Jaarrekeningen
De Flex-B.V.
Arbeidsrecht Actueel
Formulieren

Inkomstenbelasting:

Checklist 2015

 
Administratiebureau J.Zaal
Doelen 8
5175 CP Loon op Zand
tel.: 0416 - 363 902
fax: 0416 - 363 972
K.v.K. Tilburg: 18127053
email: info@jzaal.nl
 
 
Arbeidsrecht Actueel
Moet de werkgever de WGA-uitkeringen van overgenomen werknemers betalen?

Door voor de vraag of sprake was van de overgang van een hele onderneming dan wel een deel van een onderneming uitsluitend af te gaan op de vraag of de hele loonsom dan wel een deel daarvan was overgegaan, had het UWV onvoldoende gemotiveerd dat de verkrijger van een onderneming verplicht was om de WGA-uitkeringen te gaan betalen van de (ex-) werknemers die de overdrager van de onderneming als eigenrisicodrager oorspronkelijk moest betalen. Een stichting die onderzoek verrichtte naar nucleaire energie en duurzame energie had op 1 april 2018 de onderzoeksactiviteiten betreffende duurzame energie overgedragen aan een andere partij. De stichting was eigenrisicodrager voor de betaling van WGA-uitkeringen. Op 3 oktober 2014 was een werknemer ziek geworden. De WGA-uitkering die later aan de werknemer werd toegekend moest de stichting daarom zelf betalen. In 2021 besluit het UWV dat de derde partij als verkrijger voor 89,78% het risico draagt van betaling van de WGA-uitkering van deze werknemer. Deze derde partij (hierna “de verkrijger”) was het daar echter niet mee eens. Volgens de verkrijger is sprake geweest van de overname van een deel van de onderneming van de stichting en voor dat geval bepaalt de wet dat de werkgever (eigenrisicodrager) die de onderneming overdraagt de WGA-uitkering blijft betalen. Ook het percentage van 89,78% is volgens deze partij onvoldoende gemotiveerd. Als het UWV het bezwaar van de verkrijger ongegrond verklaart, moet de rechtbank over de zaak oordelen. De rechtbank refereert daarbij allereerst aan een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2019 die in 2023 nog eens door de Centrale Raad van Beroep is bevestigd. Volgens deze uitspraak moet allereerst worden beoordeeld of sprake is van een overgang van onderneming in arbeidsrechtelijke zin. Dat betekent dat sprake moet zijn van een economische eenheid, die bij een overgang als gevolg van een overeenkomst dan wel als gevolg van een fusie of splitsing zijn identiteit behoudt. Het UWV en de verkrijger zijn het erover eens dat dat het geval is. Vervolgens moet worden beoordeeld of sprake is van een gehele dan wel gedeeltelijke overgang van onderneming. Dat is een beoordeling die volgens de Centrale Raad van Beroep in sociaalverzekeringsrechtelijke zin moet worden gedaan en waarvoor bepalend is of de overdragende onderneming al zijn economische activiteiten heeft overgedragen dan wel of er nog economische activiteiten bij de overdragende onderneming resteren. Dit moet worden bezien vanuit het perspectief van de overdragende werkgever. Het UWV is daarbij uitgegaan van gegevens van de belastingdienst omtrent het percentage van de loonsom dat de verkrijger van de stichting heeft overgenomen. Het loonheffingennummer is naar de mening van het UWV bepalend voor de vraag of sprake is van een werkgever in sociaalverzekeringsrechtelijke zin. Na de overname van de onderzoeksactiviteiten betreffende duurzame energie zijn de onderzoeksactiviteiten betreffende nucleaire energie door de stichting ondergebracht in een vennootschap onder firma. Uit de jaarrekening van de stichting heeft het UWV afgeleid dat na 1 april 2018 geen personeel meer in dienst is van de stichting. Het percentage van 89,78% zou zich verklaren doordat eerst per 1 april 2018 alle 400 werknemers van de onderzoeksactiviteiten betreffende duurzame energie waren overgegaan naar de verkrijger, waarna per 1 oktober 2018 65 werknemers weer zijn teruggegaan naar de stichting om daarna te worden ondergebracht in de vennootschap onder firma. De verkrijger bepleit daartegenover dat het UWV zich niet uitsluitend had mogen baseren op gegevens van de belastingdienst over loonheffingennummers, maar eigen onderzoek had moeten doen naar de vraag of bij de stichting na de overgang nog economische activiteiten resteerden. Na de overname van de onderzoeksactiviteiten betreffende duurzame energie resteerden bij de stichting nog de onderzoeksactiviteiten betreffende nucleaire energie. Wat de Stichting daarna met deze onderzoeksactiviteiten heeft gedaan is volgens de verkrijger niet van belang voor de vraag of sprake was van de overgang van een hele onderneming dan wel een deel van een onderneming. De verkrijger zegt daar ook geen zicht op te hebben. In sociaalverzekeringsrechtelijke zin zouden de stichting en de vennootschap onder firma volgens de verkrijger bovendien als één werkgever moeten worden gezien. De rechtbank oordeelt dat het UWV zich inderdaad niet had mogen baseren op het onderzoek van de belastingdienst naar de loonheffingennummers, maar dat het UWV de gehele feitelijke situatie van de stichting in zijn oordeel had moeten betrekken. Het UWV had moeten onderzoeken of na de overdracht van de onderzoeksactiviteiten betreffende duurzame energie bij de stichting nog sprake was van economische activiteiten. Daarom vernietigt de rechtbank de beslissing op bezwaar van het UWV. Omdat de rechtbank niet over voldoende informatie beschikt om de zaak zelf af te doen, draagt de rechtbank het UWV op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank.

lees meer



Opnieuw ziek uitgevallen werkneemster heeft niet opnieuw recht op loon

Een werkneemster die na het einde van de 104 weken wachttijd voor de WIA werkzaamheden bij de eigen werkgever verrichtte en opnieuw ziek uitviel, had geen nieuw recht op loonbetaling tijdens ziekte omdat geen nieuwe bedongen arbeid was overeengekomen. Een kapster van een kapsalon is op 27 mei 2021 ziek uitgevallen voor haar werk. Aan het einde van de wachttijd die geldt voor het recht op een WIA-uitkering (104 weken) werkt de werkneemster een zodanig aantal uren dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Daarom kent het UWV aan haar geen WIA-uitkering toe. Op 29 november 2023 meldt de werkneemster zich vervolgens opnieuw ziek. Tussen de werkgever en de werkneemster ontstaat een geschil over de vraag of de werkneemster nu opnieuw recht op loon tijdens ziekte heeft. De werkneemster stelt dat zij op 8 juli 2023 volledig hersteld is verklaard en dat vervolgens de arbeidsduur op 28 juli 2023 is verlaagd van 22 uur per week naar 20 uur per week. De werkgever is echter van mening dat de werkneemster nooit volledig hersteld is geweest en betwist dat de arbeidsduur zou zijn verminderd naar 20 uur per week. Volgens de werkgever heeft de werkneemster van 8 juli 2023 tot 29 juli 2023 16,5 uur per week gewerkt. Zij was wel 20 uur per week aanwezig, maar moest extra pauzes nemen. Volgens de werkgever verrichtte de werkneemster passende arbeid in het kader van de re-integratie, is geen nieuwe arbeidsovereenkomst (nieuwe bedongen arbeid) tot stand gebracht en is ook niet een gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat dit het geval zou zijn. De kantonrechter is van mening dat de werkneemster haar stelling dat ze op 8 juli 2023 weer geschikt was voor de bedongen arbeid niet onderbouwd heeft. In een rapportage van de arbeidsdeskundige van het UWV van 22 augustus 2023 wordt de verwachting uitgesproken dat de medische situatie en de functionele mogelijkheden binnen één tot twee jaar kunnen verbeteren. Dat wijst niet op een volledig herstel op 8 juli 2023. Bovendien heeft de werkneemster op de zitting verklaard dat zij in de zomer van 2023 nog aan het opbouwen was. Ook de stelling dat de arbeidsduur op 28 juli 2023 zou zijn teruggebracht van 22 naar 20 uur per week is volgens de kantonrechter onvoldoende onderbouwd. De werkneemster kreeg 16,5 uur loon uitbetaald en stelde pas in november 2023 dat zij te weinig betaald kreeg. En de werkneemster heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen worden afgeleid dat stilzwijgend een nieuwe arbeidsduur was overeengekomen. Tijdens de zitting heeft zij erkend dat ze in het kader van de re-integratie haar uren nog aan het opbouwen was. In deze omstandigheden was de werkgever niet verplicht om loon te betalen over de uren die de werkneemster niet kon werken wegens ziekte. De loonvordering van de werkneemster wordt dan ook afgewezen.

lees meer



Werkgever onbevoegd vertegenwoordigd maar toch gebonden aan arbeidsovereenkomst

Een Stichting was onbevoegd vertegenwoordigd bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst doordat maar één bestuurder de arbeidsovereenkomst had getekend, maar de Stichting was toch gebonden aan de arbeidsovereenkomst omdat de werkneemster erop mocht vertrouwen dat de bestuurder gemachtigd was om de Stichting bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst te vertegenwoordigen. Kort na de start van de oorlog in Oekraïne richten drie personen samen een Stichting op met als doel om Oekraïense vluchtelingen te steunen. De Stichting is een liefdadigheidsinstelling die afhankelijk is van giften. De drie oprichters worden bestuurders van de Stichting. In de statuten is bepaald dat de Stichting kan worden vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende bestuurders. Ook kan de Stichting een bestuurder of een derde machtigen om de Stichting binnen de grenzen van de volmacht te vertegenwoordigen. Op 15 mei 2022 wordt een arbeidsovereenkomst getekend waarin is vermeld dat een vrouw op die dag in dienst treedt als allround medewerker, voor de duur van zeven maanden, voor gemiddeld 40 uur per week en tegen betaling van het minimumloon. Aan de zijde van de Stichting wordt de overeenkomst getekend door één van de bestuurders. Salaris wordt aan de werkneemster echter nooit betaald. In maart 2023 sommeert een advocaat namens de werkneemster de Stichting tot betaling van achterstallig loon. Een week later treden de oprichters uit functie als bestuurder, waarna er nog één bestuurder overblijft. Die stelt zich namens de Stichting op het standpunt dat geen rechtsgeldige arbeidsovereenkomst met de Stichting tot stand is gekomen en dat geen recht op loon bestaat. Volgens deze bestuurder was er alleen een “no cure, no pay”-afspraak en heeft de werkneemster geen werkzaamheden voor de Stichting verricht, zodat ook geen loon behoeft te worden betaald. De kantonrechter is van mening dat de Stichting ten onrechte stelt dat één bestuurder alleen niet bevoegd kan zijn om de Stichting te vertegenwoordigen, omdat aan die bestuurder een volmacht kan zijn verleend. Dat dat het geval zou zijn, heeft de werkneemster echter niet bewezen. Toch is de Stichting volgens de kantonrechter aan de arbeidsovereenkomst gebonden vanwege gewekte schijn van volmachtverlening. Die schijn leidt de kantonrechter af uit een aantal omstandigheden: • De betreffende bestuurder presenteerde zich steeds als bevoegd vertegenwoordiger voor het aangaan van de arbeidsovereenkomst. • Over het aangaan van de arbeidsovereenkomst hebben besprekingen plaatsgevonden op het kantoor van de boekhouder van de Stichting in aanwezigheid van één van de andere bestuurders. • Die andere bestuurder heeft de werkneemster de sleutel gegeven van een werkplaats waar boeken voor Oekraïense kinderen werden opgeslagen. • Het boekhoudkantoor heeft een salarisspecificatie opgemaakt voor twaalf gewerkte dagen in mei 2022. • De werkneemster onderhield contacten met het boekhoudkantoor over het openen van een bankrekening voor de Stichting die nodig was voor het betalen van het salaris. De kantonrechter is van mening dat deze omstandigheden voor risico van de Stichting komen en neemt op basis daarvan aan dat de werkneemster wordt beschermd tegen de schijn van volmachtverlening aan de bestuurder die de arbeidsovereenkomst tekende. De Stichting wordt daarom veroordeeld tot loonbetaling. Er was ook nog een geschil over de omvang van de loonbetalingsverplichting. Op dat punt beslist de kantonrechter in het voordeel van de Stichting, waardoor uiteindelijk alleen de daadwerkelijk gewerkte uren, zoals opgegeven door de werkneemster, betaald hoeven te worden.

lees meer






 
 
  Administratiebureau J.Zaal
is aangesloten bij het
Register Belastingadviseurs
Register Belastingadviseurs
  copyright © 2024 - powered by Dreamsites Webdesign